Rond 1250 werd de stad naar het noorden uitgebreid. De buitenwijk Niederburg werd beveiligd door een machtige muur met zeven torens en drie stadspoorten. De Poorttoren van Koblenz werd gebouwd om de belangrijke handelsroute naar Koblenz en Keulen te beschermen. Vroeger liep deze lange-afstandsweg tussen Oberwesel en St. Goar niet door het Rijndal, maar over de hoogten. De poorttoren van Koblenz is ook een granaattoren. De 19 meter hoge toren werd echter niet bovenop de stadsmuur geplaatst, maar ervoor gebouwd, omdat men had geleerd van de fouten die men had gemaakt bij het bouwen van torens aan de Rijn. De poort kon worden gesloten door zware poortvleugels. De scharnierende stenen zijn nog te zien. In geval van gevaar werd de poort extra beveiligd door een valhek. Voor de poort lag een diepe gracht waarover een houten brug leidde. De vier verdiepingen van de toren waren met elkaar verbonden door een laddertrap. De toren werd altijd bewaakt. De bovenste verdieping had raamopeningen aan alle kanten. Hierdoor kon elke beweging op straat, maar ook elke brand in de stad vroegtijdig worden opgespoord. Oude stadsgezichten tonen de toren met een puntdak.